Meteen naar document

Woordenboek 1.6 Hart

Vak

Medische Biologie (HBO - V jaar 1)

95 Documenten
Studenten deelden 95 documenten in dit vak
Geüpload door:
0volgers
1Uploads
0upvotes

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Verpleegkundig woordenboek semester 1 week 06

NB: Termen met een * zijn al eerder aan de orde geweest

Medische term NLse term Engelse term Omschrijving (bijv. functie); definitie; synoniem Hart Basis (van het hart) Basis Bovenste uiteinde van het hart. Apex Apex Onderste, puntige uiteinde. Vanaf de basis tot de apex is het hard gemiddeld 12,5 cm lang. Pericardium Hartzakje Pericardium, heart sac Sereuze membraan, bekleding van pericardiale holte. Viscerale pericardium (epicardium)

Visceral pericardium Bekleedt buitenste oppervlak van het hart. Dit sereuze membraan bestaat uit een buitenste epitheel en een onderliggende laag van losmazig bindweefsel die met het myocardium is verbonden. Parietale pericardium Parietal pericardium Bekleedt buitenste oppervlak van pericardium. Myocardium Cardiac muscle Gespierde wand van het hart; bevat spierweefsel, bloedvaten en zenuwen. Het hartspierweefsel van het myocardium vormt concentrische banden rond de atria en loopt spiraalvormig in de wanden van de ventrikels door. Door deze bouw ontstaan de stuwende en draaiende samentrekkingen waardoor het pomprendement van het hart wordt vergroot. Endocardium Bekleedt de binnenste oppervlakken van het hart, met inbegrip van de hartkleppen; enkelvoudig plaveiselepitheel, en het daaronder gelegen losmazig bindweefsel. Dit enkelvoudige plaveiselepitheel van het cardiovasculaire stelsel wordt een endotheel genoemd. Het endotheel van het hart loopt door in het endotheel van de aan het hart ontspringende grote vaten. Intercalaire schijven Intercalated disks Plaats waar aan elkaar gebonden membranen van aangrenzende cellen door desmosomen bij elkaar gehouden worden en door gap junctions aan elkaar gekoppeld worden. De desmosomen brengen de contractiekracht van de ene cel op de andere wanneer ze tijdens een contractie ‘samenwerken’. De gap junctions zorgen voor de verplaatsing van ionen en kleine moleculen, waardoor actiepotentialen zich snel van de ene cel naar de andere kunnen

verplaatsen. Atrioventriculaire klep (AV-klep)

Atrioventricular valve Plooien van vezelig weefsel die ervoor zorgen dat het bloed vanuit de atria uitsluitend de ventrikels in kan stromen en niet terug. Via deze klep mondt elk atrium uit in het ventrikel aan dezelfde zijde. Valvula tricuspidalis Rechter atrioventriculaire klep

Tricuspid valve Brede opening die wordt begrensd door drie slippen van vezelig bindweefsel. Hierdoor stroomt het bloed van het rechteratrium naar het rechterventrikel. Valvula bicuspidalis Linker atrio-ventriculaire klep, mitralisklep

Bicuspid valve / mitral valve

Bevat twee slippen;

Valvula semilunaris Semilunar valve Aortaklep Aortic valve LV -> aorta Pulmonalisklep Pulmonary valve (pulmonic valve)

Halvemaanvormige kleppen; bevindt zich bij de doorgang naar de truncus pulmonalis Chordae tendinae Chordae tendinae Peesdraden aan de hartkleppen, deze vezels zijn verbonden met de papilspieren Mm. Papillares Papillary muscles Kegelvormige uitsteeksels op het binnenste oppervlak van het ventrikel. Door de contractie van deze spieren komen de peesdraden strak te staan, waardoor de kleppen niet kunnen ‘terugslaan’ en bloed niet kan terugstromen. Regurgitatie Regurgitation A. coronaria Kransslagaders Coronary arteries Ontspringen bij de aortasinussen aan de basis van de aorta. Hier is de bloeddruk hoger dan waar ook in de grote bloedsomloop. Deze hoge druk zorgt voor een voortdurende stroming van het bloed om in de behoeften van actieve hartspiercellen te voorzien. De rechter a. coronaria voert bloed toe naar het rechteratrium en naar gedeelten van beide ventrikels. De linker a. coronaria voert bloed toe naar het linkerventrikel, het linkeratrium en naar het tussenschot tussen de ventrikels. Elke a. coronaria splitst zich in twee takken. De rechter a. coronaria vertakt zich tot de marginale en dorsale interventriculaire (afdalende) tak en de linker a. coronaria vertakt zich tot de ramus circumflexus en de ventrale interventriculaire tak (dalende tak). Kleine zijtakken vanuit deze takken van de linker en rechter a. coronaria vormen onderlinge

calciumionen van buiten de cel komen het sarcoplasma binnen. De calciumkanalen blijven betrekkelijk lang open en de binnenkomende positieve ladingen (Ca2+) compenseren ongeveer het verlies van K+ uit de cel. De calciumionen van buiten de cel (1) vertragen de repolarisatie (door hun positieve lading wordt een transmembraanpotentiaal van circa 0 mV gehandhaafd, het plateau) en (2) initiëren de contractie. De verhoogde concentratie van Ca2+ binnen de cel activeert ook de afgifte van Ca2+ vanuit reserves in het sarcoplasmatisch reticulum (SR), waardoor de contractie doorgaat. Stap 3: Repolarisatie. Als de calciumkanalen zich beginnen te sluiten, stromen de kaliumionen verder de cel uit. Het nettoresultaat is een repolarisatie waardoor de rustpotentiaal wordt hersteld. In een skeletspiervezel wordt de actiepotentiaal van 10 msec onmiddellijk door een snelle depolarisatie gevolgd. Deze korte actiepotentiaal eindigt wanneer de enkelvoudige contractie begint die het gevolg was van deze actiepotentiaal. De enkelvoudige contractie is van korte duur en eindigt als het eerder vrijgegeven Ca2+ in het SR wordt gereabsorbeerd. In een hartspiercel duurt de actiepotentiaal langer, doordat calciumionen de cel tijdens de gehele plateuafase blijven binnendringen. Daardoor blijft de spiercontractie tot het einde van het plateau doorgaan. Als de calciumkanalen zich sluiten, worden de intracellulaire calciumionen door het SR geabsorbeerd of ze worden de cel uitgepompt waarna de spiercel ontspant. Het volledige proces van depolarisatie tot en met repolarisatie, of actiepotentiaal, in een hartspiercel duur 250 tot 300 msec, ongeveer 25 tot 30 keer zo lang als een actiepotentiaal in een skeletspiervezel. Zolang de membraan nog niet is gerepolariseerd, kan deze niet op verdere prikkeling reageren, dus de refractaire periode van een membraan van een hartspiercel duurt relatief lang. Daardoor is de maximale contractiesnelheid in een normale hartspiercel beperkt tot circa tweehonderd contracties per seconde.

In skeletspiervezels eindigt de refractaire periode voordat de spiervezel een maximale spanning ontwikkelt en zich ontspant. Daardoor kunnen enkelvoudige contracties zich boven op elkaar opbouwen, totdat de spanning een langdurige piek bereikt; deze toestand wordt tetanus genoemd. In hartspiercellen gaat de refractaire periode door tot het begin van de ontspanning. Een sommatie van enkelvoudige contracties is in een hartspiercel dus niet mogelijk en in een normale hartspiercel kunnen geen tetanische contracties voorkomen, ongeacht de frequentie en intensiteit van de prikkeling. Dit is van zeer groot belang, omdat een hart in tetanus geen bloed zou kunnen rondpompen. Geleidingssysteem Conduction system In tegentelling tot skeletspierweefsel, trekt hartspierweefsel autonoom samen, zonder prikkeling door het zenuw- of hormoonstelsel. Hartcontracties worden gecoördineerd door het geleidingssysteem van het hart, een netwerk van gespecialiseerde hartspiercellen die elektrische impulsen opwekken en geleiden. Het netwerk bestaat uit twee typen hartspiercellen die zich niet samentrekken: (1) nodale cellen, die de snelheid van de hartcontracties bepalen en die zich in de sino-atriale (SA) en atrioventriculaire (AV) knoop bevinden; en (2) geleidende cellen, die de prikkel tot samentrekking naar het volledige myocardium voortgeleiden. De geleidende cellen van de ventrikels zijn de cellen van de AV-bundel, de bundeltakken en de Purkinjevezels. De nodale cellen zijn ongewoon doordat hun plasmamembranen spontaan depolariseren en op regelmatige tijdstippen actiepotentialen te genereren. De nodale cellen zijn elektrisch gekoppeld met elkaar, met geleidende cellen en met normale hartspiercellen. Wanneer in een nodale cel een actiepotentiaal wordt gegenereerd, wordt deze vervolgens door het geleidingssysteem voortgeleid, bereikt alle hartspiercellen en veroorzaakt een gecoördineerde contractie. Op deze wijze bepalen de nodale cellen de hartslagfrequentie. Het kost een actiepotentiaal circa 50 msec om zich langs de

langs het interventriculaire septum en verdeelt zich daarna in een linker- en rechterbundeltak, die zich langs de binnenwanden van het linker- en rechterventrikel verspreiden. Purkinjevezels Purkinje vessles Geleiden de impulsen vanaf het punt waarop de linker- en rechterbundeltak zich langs de ventrikels verspreiden, naar de contractiele cellen van het myocardium van de ventrikels. ECG Elektrocardiogram (ECG) Electrocardiogram Registratie van de elektrische gebeurtenissen die in het hart plaatsvinden. P-golf P-wave Depolarisatie van de atria. De atria beginnen ongeveer 100 msec na het begin van de P-golf samen te trekken. QRS-complex QRS-complex Ontstaat als de ventrikels depolariseren. Dit gedeelte van het elektrisch signaal is relatief sterk, doordat de spiermassa in de ventrikels veel groter is dan die in de atria. Kort na de piek van de R- golf beginnen de ventrikels zich samen te trekken. T-golf T-wave Wijst op repolarisatie van ventrikels. Repolarisatie van atria is niet zichtbaar, omdat dit gebeurt terwijl de ventrikels zich depolariseren en de elektrische gebeurtenissen in de atria door het QRS-complex worden gemaskeerd. Hartcyclus Heart cycle Een enkele hartcyclus bestaat uit de periode vanaf het begin van de ene hartslag tot het begin van de daaropvolgende hartslag. De hartcyclus bestaat dus uit een contractie- en een ontspanningsfase. Voor elk van de afdelingen van het hart kan de hartcyclus in twee fasen worden verdeeld. Systole Systole Contractie; hartafdeling stuwt bloed in aangrenzende hartafdeling of in een arterie. Diastole Diastole Tweede fase, ontspanning; afdeling vult zich met bloed en bereidt zich voor op het begin van de volgende hartcyclus. Stethoscoop Stethoscope Apparaat dat artsen gebruiken om naar de vier harttonen te luisteren. Harttonen Heart sounds De eerste harttoon, het zachte geluid, ontstaat als de AV-kleppen sluiten en de halvemaanvormige kleppen opengaan. Dit markeert het begin van de ventriculaire systole en het duurt iets langer dan

het tweede geluid. De tweede harttoon, het iets hardere en kortere geluid, is te horen aan het begin van de ventriculaire diastole als de halvemaanvormige kleppen zich sluiten. De derde en vierde harttonen kunnen eveneens hoorbaar zijn, maar deze zijn meestal heel zwak en bij gezonde volwassenen zelden hoorbaar. Deze geluiden worden veroorzaakt door samentrekking van de atria en door het bloed dat de ventrikels instroomt en niet door de werking van de kleppen. Slagvolume (SV) Stroke volume Hoeveelheid die door een ventrikel tijdens een hartslag wordt weggestuwd. Kan bij elke hartslag anders zijn. Hartminuutvolume (HMV) / cardiac output (OU)

Cardiac output Hoeveelheid bloed die door het linkerventrikel in een minuut wordt weggepompt. Het hartminuutvolume geeft een aanwijzing voor de bloedstroom door de perifere weefsels: als de bloedtoevoer onvoldoende is, kan de homeostase niet langer worden gehandhaafd. Het hartminuutvolume kan worden berekend door de hartslagfrequentie (HR) met het gemiddelde slagvolume te vermenigvuldigen. Bloeddruk/polsfrequentie Doorbloeding Is onder normale omstandigheden gelijk aan het hartminuutvolume. Factoren die invloed hebben op de doorbloeding

  • Druk recht evenredig met doorbloeding; vloeistoffen kunnen niet worden samengedrukt, daardoor ontstaat een hydrostatische druk (vloeistofdruk) wanneer een krach top een vloeistof wordt uitgeoefend; deze vloeistofdruk wordt in alle richtingen voortgeleid.
  • Weerstand omgekeerd evenredig met doorbloeding Bloeddruk Blood pressure Arteriële druk; druk in de arteriën, meestal gemeten bij de arm. Perifere weerstand Peripheral resistance Weerstand van het arteriële systeem. De perifere weerstand wordt veroorzaakt door de vaatweerstand, de viscositeit en de turbulentie. Vaatweerstand Vascular resistance Weerstand van de bloedvaten tegen doorbloeding, levert de grootste bijdrage aan de perifere weerstand. De belangrijkste factor bij de vaatweerstand is de wrijving tussen het bloed en de
Was dit document nuttig?

Woordenboek 1.6 Hart

Vak: Medische Biologie (HBO - V jaar 1)

95 Documenten
Studenten deelden 95 documenten in dit vak

Universiteit: De Haagse Hogeschool

Was dit document nuttig?
Verpleegkundig woordenboek semester 1.1 week 06
NB: Termen met een * zijn al eerder aan de orde geweest
Medische term NLse term Engelse term Omschrijving (bijv. functie); definitie; synoniem
Hart
Basis (van het hart) Basis Bovenste uiteinde van het hart.
Apex Apex Onderste, puntige uiteinde. Vanaf de basis tot de apex is het hard
gemiddeld 12,5 cm lang.
Pericardium Hartzakje Pericardium, heart sac Sereuze membraan, bekleding van pericardiale holte.
Viscerale pericardium
(epicardium)
Visceral pericardium Bekleedt buitenste oppervlak van het hart. Dit sereuze membraan
bestaat uit een buitenste epitheel en een onderliggende laag van
losmazig bindweefsel die met het myocardium is verbonden.
Parietale pericardium Parietal pericardium Bekleedt buitenste oppervlak van pericardium.
Myocardium Cardiac muscle Gespierde wand van het hart; bevat spierweefsel, bloedvaten en
zenuwen. Het hartspierweefsel van het myocardium vormt
concentrische banden rond de atria en loopt spiraalvormig in de
wanden van de ventrikels door. Door deze bouw ontstaan de
stuwende en draaiende samentrekkingen waardoor het
pomprendement van het hart wordt vergroot.
Endocardium Bekleedt de binnenste oppervlakken van het hart, met inbegrip van
de hartkleppen; enkelvoudig plaveiselepitheel, en het daaronder
gelegen losmazig bindweefsel. Dit enkelvoudige plaveiselepitheel
van het cardiovasculaire stelsel wordt een endotheel genoemd. Het
endotheel van het hart loopt door in het endotheel van de aan het
hart ontspringende grote vaten.
Intercalaire schijven Intercalated disks Plaats waar aan elkaar gebonden membranen van aangrenzende
cellen door desmosomen bij elkaar gehouden worden en door gap
junctions aan elkaar gekoppeld worden. De desmosomen brengen
de contractiekracht van de ene cel op de andere wanneer ze tijdens
een contractie ‘samenwerken’. De gap junctions zorgen voor de
verplaatsing van ionen en kleine moleculen, waardoor
actiepotentialen zich snel van de ene cel naar de andere kunnen