Meteen naar document

Samenvatting medisch module 4

samenvatting over medische les
Vak

Grondslagen van de Ergotherapie

72 Documenten
Studenten deelden 72 documenten in dit vak
Universiteit

Zuyd Hogeschool

Studiejaar: 2022/2023

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Inleiding masculatuur

Medische termen: anatomie en spiernamen

- Wat is een skeletspier? (musculus)

Een spier is een bundel vezels die 2 of meer botstukken verbindt en welke het

gewricht dat overspannen wordt kan bewegen door samen te trekken.

- De plaatsen waar het aan het bot vastzit worden genoemd

 Origo (=oorsprong)

 Insertie (=aanhechting)

Soorten spierweefsel:

- Gladde spieren -> onwillekeurig

- Dwarsgestreepte spieren -> willekeurig (skeletspieren)

Uitzondering:

Hartspierweefsel lijkt op dwarsgestreept, maar is onwillekeurig.

Vormen dwarsgestreepte spieren.

Mono- Bi- of Multi- articulaire spieren

Mono articulair:
  • Overspant
  • Beweegt 1 gewricht (art. humeri)
Bi articulair:
  • Overspant
  • Beweegt 2 gewrichten (art. cubiti en art. radiocarpalis)
Multi articulair:
  • Overspant
  • Beweegt meer dan 2 gewrichten (art. cubiti en art. radiocarpalis, CMC, MCP, PIP)
Uiteinden van spieren: origo en insertie
  • Origo (oorsprong) -> is het in principe minst bewegende deel bij een beweging
  • Insertie (aanhechting) -> is in principe het meest bewegende deel bij een beweging

Contractie van spieren

Spierpeescomplex:

  • Spierweefsel (2) is contractiel
  • Pees (1+3) niet contractiel

Bij de origo en insertie is sprake van peesdeel, dus niet contractiel

Spierpees complex

Agonist, antagonist en synergist

1. Agonist werker (prime mover)

2. Atagonist: tegenwerker

3. Synergist: meewerker, meerdere mogelijkheden

A. Secondary mover maakt zelfde beweging als agonist

 Voor flexie elleboog Bijv: m. brachialis

B. Neutralisator: corrigeert voor bijbewegingen agonist

 De m. biceps geeft bij contractie, flexie maar gelijk ook wat supinatie

 De m. pronator teres gaat de supinatie dan tegen: neutraliseert deze

C. Fixator: fixeert origo agonist zodat beweging mogelijk wordt

 Voor abductie schouder: fixatie schouderblad door m. serratus anterior

op de romp.

 De m. deltoideus kan dan abductie geven omdat de origo (scapula)

gefixeerd is.

Op welke manier kunnen spieren arbeid leveren?
  • In stand

Bijv.: iets vasthouden

Statisch ook wel Isometrisch

  • In beweging:

Bijv.: iets optillen of iets neerzetten

Dynamisch dit is weer op te delen in

a) concentrisch

resp

b) excentrisch

MAAR! Ga je uit van de elleboog: dan
is de M. triceps agonist
Ga uit van de beweging: bijv. flexie
elleboog (M triceps brachii is agonist)
Ga je uit van flexie elleboog: dan is m
triceps brachii antagonist
MAAR! Voor extensie elleboog: is de
m biceps antagonist

Systematiek Musculatuur distale deel bovenste extremiteit

Manus: hand

Digiti: vingers

1=pollux=duim

2=index=wijsvinger

3=middelvinger

4=ringvinger

5=digitus minimus=pink

Rechts=dexter

Links=sinister

Skelet onderarm:

- Radius en ulna

- Carpus (carpalia)

- Metacarpus (metacarpalia)

- Phalanges

Proximale phalages

Mediale phalanges

Distale phalanges

- Epicondylus medialis (humeri)

 Origo flexoren

- Epicondylus lateralis (humeri)

 Origo extensoren

- Membrana interosseus

 Vlies tussen ulna en radius

- Radiuskop

- ulnakop

Spieren indeling

Meeste distale spieren hebben naam naar functie, daarom indeling naar functiegroepen

  • Lange flexoren en extensoren
  • Lange adductoren en abductoren
  • Supinatoren en pronatoren
  • Korte handspieren: flexoren en extensoren

Adductoren en abductoren

Opponerend

  • Intrinsieke handspieren: flexie extensie

Adductie abductie

(spreiden sluiten)

Onderarm spieren:
  • M. supinator

Supinatie in art. radioulnaris proximalis en art. radioulnaris distalis

  • M. pronator teres en m. pronator quadratus

Pronatie in art. radioulnaris proximalis en art radioulnaris distalis

  • M. brachioradialis

Flexie art. cubiti (elleboog, shunt functie)

Lange en korte spieren

Lange spieren:

  • Meestal multiarticulair
  • Werken als agonist (prime mover) op gewrichten maar ook als synergist (secondary

mover)

Korte spieren:

  • Meestal mono- of biarticulair
  • Werken als agonist (prime mover) op gewrichten maar vaak ook als synergist

(secondary mover)

Lange flexoren en extensoren carpus (handwortel)

  • M. flexor carpi ulnaris
  • M. flexor carpi radialis
  • M. flexor palmaris logus
  • M. extensor carpi ulnaris
  • M. extensor carpi radialis -> longus, brevis
Lange flexoren en extensoren vingers
  • M. flexor digitorum superficialis
  • M. flexor digitorum profundus
  • M. extensor digitorum
  • M. extensor indicis
  • M. extensor digiti minimi
Lange en korte spieren duim (pollux)
  • M. flexor pollicis longus
  • M. abductor pollicis longus
  • M. extensor pollicis longus
  • M. flexor pollicis brevis
  • M. abductor pollicis brevis
  • M. extensor pollicis brevis
  • M. adductor pollicis
  • M. oppens pollicis
Lange en korte spieren vingers (digiti)
  • M. flexor digitorum sup/prof
  • M. extensor digitorum
  • M. extensor indicis
  • M. flexor digiti minimi (brevis)
  • M. opponens digiti minimi
  • M. abductor digiti minimi

Schouder: gewricht en gordel

Schoudergewricht:

  • Humerus + scapula
  • Art. humeri

3 assen

6 bewegingen

Kan veel maar niet genoeg

  • Risico luxatie

Schoudergordel:

  • Scapula/clavicula/sternum
  • AC gewricht, SC gewricht, Scap thor glijvlak

 6 bewegingen

 Extra beweging maar ook stabiliteit

Basis: schoudergewricht en schoudergordel

1. Een van de belangrijkste en ingewikkeldste gewrichten

2. Veel meer als wat we op een skelet zien

3. Kogelgewricht met grote bewegingsmogelijkheden

4. Beperkt risico luxatie

5. Variabel van vorm

6. Scapula speelt belangrijke rol

7. Fixatie en stabilisatie

8. Krachtoverbrenging van arm op thorax

Art. humeri (art. glenohumeralis)

Kogelgewricht: 3 assen, dus 6 bewegingen

  • Transversale as

 (Anteflexie en retroflexie)

  • Sagittale as

 (Abductie en adductie)

  • Longitudinale as

 (Exorotatie en endorotatie)

Schoudergordel:

3 samenwerkende gewrichten:

  • Sternoclaviculair (SC) -> anatomisch + functioneel
  • Acromioclaviculair (AC) -> anatomisch + functioneel
  • Scapulothorocale glijvlak -> functioneel gewricht

Ook hier 6 bewegingen:

  • Protractie en retractie
  • Elevatie en depressie
  • Laterorotatie en mediorotatie

Abductie arm

  • Abductie: de spier die het schoudergewricht over het acromion met de humerus

verbindt moet gaan contraheren

Ofwel: de M. deltoideus (met name het mediale deel):

  • Anteriore en posteriore deelhebben in eerste instantie geen AB-, maar ADucerend

effect)

  • Gaandeweg de beweging gaan ze abductie leveren omdat de lijn tussen origo en

insertie dan boven de sagitale as komt te liggen

  • Kortom het wenken van een taxi (abductie) vraagt heel wat actie

Armbewegingen: ook schoudergordel beweegt mee.

Abductie van de arm: scapulothoracale ritme:

  • Bij abductie tot ongeveer 90 graden: scapula in rust

Verder abductie:

  • Schoudergewricht opent
  • Laterorotatie van de scapula
  • Er ontstaat ruimte onder acromion

Schoudergewricht: Behoud integriteit

  • Het schoudergewricht is functioneel een kogelgewricht.
  • 3 assen en dus 6 basisbewegingen
  • De kom is ondanks het glenoid erg ondiep,

De kans op luxatie is dan ook reëel en groter dan bij de heup.

  • Schouder: Ondiepe kom

 Gewicht arm trekt arm uit de kom.

  • Heup: Diepere kom

 Lichaamsgewicht drukt kop in kom.

Stabiliteit, behoud integriteit art. Glenohumeralis

  • Er is een 4-tal spieren die meehelpen de humeruskop in de kom te houden:

De Rotatorcuff spieren

  • M. Supraspinatus superior
  • M. Infraspinatus ventraal
  • M. Teres minor dorsaal
  • M. Subcapularis dorsal

Stabiliteit art. glenohumeralis

Ook andere spieren ondersteunen dit:

  • De m. pectoralis major: (tevens voorste wand oksel)
  • de m. latissimus dorsi: (tevens achterste wand oksel)

Anatomie bewegingsapparaat

Synoviaal gewricht
Bot
Kapsel
Kraakbeem
Synovia (slijmvlies)
Al deze weefsels bevatten bindweefsel
Pathologie: ontsteking
Definitie: reactie van het lichaam op een vreemde meestal externe prikkel
2 mogelijkheden:
  • Niet steriel: op basis van een infectie (micro organismen) -> een normale afweerreactie
  • Steriel: op basis van allergie of auto-immuun kan ook chemisch of externe mechanische
overbelasting
Ontsteking (=inflammatie) verschijnselen
Altijd aanwezig: lokale verschijnselen:
  • Rubor
  • Calor
  • Dolor
  • Tumor
  • Functio laesa
Alleen als uitgebreid ook:
  • Systemische verschijnselen
  • Koorts
Ontsteking (=inflammatie) doel
  • Afweer: immuun reactie
  • Herstel: bindweefselvorming
Hoe worden deze bereikt?
Toegenomen doorbloeding: dat geeft:
  • Rood -> rubor
  • Warm -> calor
  • Dolor -> pijn
  • Tumor -> zwelling
  • Functio laesa -> gestoorde functie
Maar chronische autoimmuun ontsteking
Niet genezend, maar beschadigd bindweefsel contracturen
(overbelasting versterkt dit mogelijk nog eens)
Afwijkingen handgewrichten
  • Volair (naar palmaire zijde) -> verplaatsing vingers
  • Ulnair deviatie
 Lateroflexie van dig 2 t/m 5
 In MCP naar ulnair
  • Zwanehals (swanneck)
 Hyperextensie PIP
 Hyperflexie DIP
  • Knoopsgat (boutonnière)
 Hyperflexie PIP
 Hyperextensie DIP

Positieve psychologie en gezondheid

Wat is een chronisch gezondheidsprobleem?

  • Fysieke klachten langer dan 3 mnd?
  • RA- MS -AIS -Parkinson_DM
  • Dwarslaesie- CVA- artrose-hartklachten
  • Kanker-COPD-COVID 19

Chrinische stress-burn out

  • Chronische vermoeidheid
  • Depressie
  • Verslaving
  • Etc
Wat hebben ze allemaal gemeen?
Immuunsysteem wordt geactiveerd:
  • Ontstekingseiwit: cytokine
 (endotoxinen)
Gevolgen:
  • Beinvloeden de gemoedstoestand
  • Somber- lusteloosheid
  • Toename depressieve gevoelens en angst
Hersen-darm as
Hersenen

Welke stoffen spelen een cruciale rol?

Geluksfactoren

Sterke “punten”:
Dit zijn:
  • Persoonlijkheidskenmerken als ‘jij’ optimaal functioneert.
Waarom zijn deze belangrijk?
  • Het geeft een positief gevoel
Wat is het gevolg?
  • je kunt hogere doelen stellen
  • je doet meer moeite om deze te behalen
  • mobiliseert betere sociale steun om dit te bereiken
  • innovatiever werkgedrag
De kunst is om deze op de juiste
moment wel of niet in te zetten.
Was dit document nuttig?

Samenvatting medisch module 4

Vak: Grondslagen van de Ergotherapie

72 Documenten
Studenten deelden 72 documenten in dit vak

Universiteit: Zuyd Hogeschool

Was dit document nuttig?
Inleiding masculatuur
Medische termen: anatomie en spiernamen
- Wat is een skeletspier? (musculus)
Een spier is een bundel vezels die 2 of meer botstukken verbindt en welke het
gewricht dat overspannen wordt kan bewegen door samen te trekken.
- De plaatsen waar het aan het bot vastzit worden genoemd
Origo (=oorsprong)
Insertie (=aanhechting)
Soorten spierweefsel:
- Gladde spieren -> onwillekeurig
- Dwarsgestreepte spieren -> willekeurig (skeletspieren)
Uitzondering:
Hartspierweefsel lijkt op dwarsgestreept, maar is onwillekeurig.
Vormen dwarsgestreepte spieren.